Dieetboeken

Dit is een extra hoofdstuk bij mijn boek AEX van de ziel. Dat gaat over de meest populaire zelfhulpboeken van Nederland van de Tweede Wereldoorlog tot de Coronacrisis. Zelfhulpboeken zijn non-fictie boeken, waarin de lezer van de schrijver vanuit een coherente visie concrete manieren krijgt aangereikt om zelf zijn of haar leven te verbeteren en zo een meer bevredigend leven te leiden. Dat gaat vergezeld van een uitleg over waarom de schrijver denkt dat die manieren zullen werken. Zo bezien zijn dieetboeken ook zelfhulpboeken en zij volgen in grote lijnen hetzelfde patroon als ik in AEX van de ziel heb geschetst van de zelfhulpboeken. Om het verhaal overzichtelijk te houden heb ik ze daar niet meegenomen en bewaard voor deze website.

———————————————————————

Soms ben ik bang dat ik mijn dochter niets kan leren over de deugden. Dat het woord ‘goed’ voor haar geen morele betekenis zal hebben, maar alleen een esthetische – een goed figuur (…).
(Laura van Dolron in Wij)

Verander je voeding, verander je hormonen, verander je leven.(Marjolein Dubbers in Het energieke vrouwen voedingskompas

“Ik kan nu nog het trotse gevoel oproepen dat ik had in mijn slanke zomer toen ik een jaar of drieëntwintig was. Ik voelde me fantastisch! Helaas ging het daarna toch altijd weer van S naar M, en verder omhoog.”[1] Het slankheidsideaal dat spreekt uit deze woorden van dieetboekenschrijfster Mieke Kosters is inmiddels wijdverspreid.

Dat was ooit wel anders en daarvoor hoeven we niet terug naar de tijd dat Rubens zijn Rubensvrouwen schilderde. Een zeker gewicht werd lang juist met positieve dingen geassocieerd. Bij mannen met rijkdom en bij vrouwen met moederschap. Zo schreef een arts in 1910 dat extreem overgewicht natuurlijk iets was om je zorgen over te maken, maar dat een vrouw met een gewicht onder de 93 kilo en een man onder de 125 kilo zich nergens zorgen over hoefden te maken. Zij waren prima op gewicht.[2]

Het was lang eerder ondergewicht, dan overgewicht, dat de gemoederen bezighield. Een groot deel van de bevolking leefde eenvoudigweg slechts van een zeer karig menu. De schrijver Multatuli wees er bijvoorbeeld in de 19e eeuw op dat in zijn tijd de overgrote meerderheid van de bevolking gedwongen vegetariër was, simpelweg omdat ze zich nooit vlees konden veroorloven. In de Tweede Wereldoorlog werd het Voorlichtingsbureau voor de Voeding opgericht, de voorloper van ons huidige voedingscentrum. Belangrijkste opdracht was om te zorgen dat mensen voldoende voedingsstoffen binnenkregen en zo ondervoeding te bestrijden. Na de oorlog werd geoordeeld dat die taak nog niet was volbracht en in 1953 werd daarom de eerste schijf van 5 ontwikkeld.

Deze zorgen over ondergewicht zien we weerspiegeld in een aantal van de tot eind jaren ’50 zeer populaire Kanarie-boekjes.[3] Zo draagt Kanarie-boekje 62 de titel: Zo krijgt u een gevulder en een beter figuur. En in Jong en fit blijven door Hauser’s voedingswijze, Kanarie-boekje no. 233, lezen we als tip voor mensen die zwaarder moeten worden, dat het een goed idee is om dagelijks minimaal 1 kilo druiven te eten. Pitten en schillen zijn niet in de kuur inbegrepen, waarschuwt de schrijver.

Ondergewicht zou tot ver in de jaren ’60 in ons land een groter probleem blijven dan overgewicht. De campagne Joris Driepinter, die kinderen in die jaren moest aanzetten tot het drinken van minstens drie glazen melk per dag, was hier mede door ingegeven.[4] Maar toch zijn er ook al twee Kanarie-boekjes die uitleggen hoe je kan afvallen: het al eerder genoemde Jong en fit blijven door Hauser’s voedingswijze en Kanarie-boekje no. 61, Veilig en prettig slank worden.

Slank

In de geschiedenis waren er altijd al perioden en culturen geweest met een slankheidsideaal, denk aan de oude Grieken of de Puriteinen, maar het was vooral de Romantiek met zijn nadruk op een bijna hemelse en etherische schoonheid, die in het moderne Westen school maakte. Aan het einde van de 19e eeuw sloeg dat vooral in de hogere kringen aan en van daaruit zou het zich in de loop van de twintigste eeuw langzaam maar zeker steeds verder in de maatschappij verspreiden.[5]

Ondanks de verspreiding van dat ideaal, bestaat er nog steeds een link tussen sociaaleconomische status en overgewicht. In de westerse wereld is die anders dan in ontwikkelingslanden. Voor de westerse wereld geldt dat er minder obesitas voorkomt onder mensen met een hogere sociaaleconomische status. Dat gaat het sterkst op voor vrouwen. In ontwikkelingslanden is het precies omgekeerd. Daar hebben de mensen onderaan de sociale ladder zo weinig te eten dat ze dun zijn en zien de rijkeren hun gewicht als een manier om te laten zien dat zij zich wel overvloedig eten kunnen veroorloven. Vroeger was het, gezien het karige dieet en de vele inspanning van de meesten, ook hier makkelijker om dun te blijven dan om dik te worden. Dus was gezet zijn ook hier een statussymbool. Nu is het makkelijker om dik te worden dan om dun te blijven, met alle verleidingen en het gebrek aan beweging in de meeste banen. Dus is slank een statussymbool geworden.[6]

Eind 19e eeuw begon de omslag in deze richting in grote delen van de Westerse wereld. Toen kwam een aantal dingen samen. Verbeteringen in de landbouwtechniek hadden ervoor gezorgd dat er meer voedsel beschikbaar was gekomen. De Industriële revolutie had bovendien voor een grotere welvaart gezorgd, zeker in het bovenste deel van de maatschappelijke ladder. Tegelijkertijd nam het aandeel van zittend werk toe en namen machines anderen een deel van het werk uit handen. De verspreiding van het slankheidsideaal zou in de jaren ’20 versnellen en dat na de Tweede Wereldoorlog nog een keer doen.[7]  

De belangrijkste boodschap voor mensen die wilden afvallen was na de oorlog nog steeds: matiging. Onmatigheid of vraatzucht was een van de zeven christelijke hoofdzonden en dat paste net als luiheid en lust niet bij de wederopbouwmoraal van die jaren. Volgens de schrijver van Veilig en prettig slank worden hangen vraatzucht en luiheid ook samen: “Overtollig gewicht (…) maakt ons lui en gemakzuchtig.”[8] Geheel in lijn met de in andere Kanarie-boekjes verspreidde boodschap wordt dan ook opgeroepen tot zelfbeheersing. Daarmee voldeed je aan de norm van de tijdgeest: “Daarom is er slechts één weg, die tot blijvende resultaten leidt. Volg die en combineer matigheid met beweging, om op de snelste wijze weer tot de normale mensen te behoren, die zowel lichamelijk als geestelijk meer fit zijn.”[9]

Hauser

Toch was diëten in de eerste helft van de jaren ’50 bij een groot deel van de lezers van de Kanarie-boekjes nog geen ingeburgerd begrip, getuige de opzet van het toen verschenen Jong en fit blijven door Hauser’s voedingswijze. De schrijver, Dirk van Sas, besteedt maar liefst een kwart van het boekje aan een inleiding om de geesten rijp te maken voor het idee dat je aandacht aan jezelf en je lichaam mag besteden, voordat hij aan een bespreking van het dieet van Hauser toekomt.

Van Sas zegt het boekje te hebben willen schrijven, opdat zijn lezers konden zorgen voor: “een harmonisch, evenwichtig bestaan, waarin geest en lichaam hun eigen rol spelen, elkaar steunend en aanvullend.” “Een krachtige, weerbare en evenwichtige geest in een gezond, goed onderhouden lichaam” valt aan te raden, want je weet nooit wanneer “de nood aan de man mocht komen”. Dat hadden de oorlogsjaren wel bewezen. En wil je zoiets bereiken, dan moet je er op tijd mee beginnen “deze stoffelijke en geestelijke eigenschappen te kweken. Of schrijft u ongetraind in voor de Vierdaagse?”

Met die woorden denkt Van Sas een sceptische reactie van een aantal lezers te hebben losgemaakt. Daarom vervolgt hij met: “Dit ziet er, bij vluchtige beschouwing, nogal egocentrisch en zelfverheerlijkend uit.” Maar dat is het volgens Van Sas zeker niet: “De religieus-denkende heeft echter reeds opgemerkt, dat hier de practische toepassing wordt gegeven van de eis om de sterfelijke mens, als tempel der ziel en beeld van de Schepper, ons in leen toevertrouwd, zo gaaf mogelijk te bewaren.” Maar ook de niet gelovigen worden aangesproken. Voor hen geldt “dat het respect voor de mens in het algemeen en zijn recht, gegrond is in een gezond zelfrespect, dat hem dwingt tot de meest verstandige maatregelen ten opzichte van zijn ik-heid.”

Nu dit uit de weg is geruimd, wendt Van Sas zijn blik naar het eigenlijke onderwerp, dr. Gayelord Hauser, wiens ideeën over voeding hij netjes samenvat. De charismatische en uitbundige Hauser was van de jaren dertig tot en met de jaren vijftig bijzonder beroemd als dieetgoeroe in Hollywood, waar hij onder meer Marlène Dietrich, Gloria Swanson, Greta Garbo, met wie hij naar verluid ook een affaire had, Grace Kelly en Ingrid Bergman tot zijn clientèle mocht rekenen. Hij presenteerde zich als een uit Wenen geëmigreerde doctor –Wenen stond in die tijd nog steeds in hoog aanzien als academisch centrum-, maar hij kwam uit Duitsland en had zijn doctoraat vervalst.

Hauser werd bekend als oprichter van de Eaters Anonymous. Maar hij wist vooral met zijn boeken Eat and grow beautiful, Diet does it en Look younger, live longer een groot publiek te bereiken. In die eerste sprak hij van zijn ‘cosmetische dieet’, want dat was waar het allemaal om draaide: schoonheid. Voor Hauser bestonden er twee soorten vrouwen. Degenen die het geluk hadden knap te zijn en “de minder gezegenden, voor wie het een doel was om continu naar te streven”. “Vet is een ware tragedie”, zo schreef hij. Het zorgt ervoor dat vrouwen maar ‘een half leven’ leiden en nooit hun volledige potentieel benutten. “Vet verwoest persoonlijk en huiselijk geluk” en vet zijn is daarom “een misdaad tegen je zelf”.[10]

Vrouwen met overgewicht zijn genotzuchtig en missen zelfdiscipline, aldus Hauser. Daarmee past hij naadloos in de moraliserende trend die sinds het eind van de 19e eeuw zichtbaar was geworden in het Amerikaanse denken over lichaamsgewicht. Hij past ook nog op een andere manier in zijn tijd, namelijk met zijn focus op vrouwen. In de 19e eeuw werden in dieetboeken vaker mannen dan vrouwen aangesproken, maar in de jaren ’20 van de vorige eeuw kwam daar verandering in.[11] Overigens deed Hauser ook wel wat pogingen om mannen te bereiken. Sommige van zijn studenten, want zo noemde hij de mensen die zijn dieet volgden, waren ‘de meest capabele captains of industry’. Zij aten bij de lunch gewoon een salade. Natuurlijk niet om knap gevonden te worden, maar omdat het zo efficiënt was.[12]

Zo zien we een aantal elementen, die we nog steeds met enige regelmaat in dieetboeken tegenkomen: het idee dat schoonheid en een slank lichaam onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn en de nadruk op de eigen verantwoordelijkheid. Ook Hausers nadruk op beweging en beperking van het aantal calorieën zien we nog regelmatig, bijvoorbeeld bij Sonja Bakker, Natalia en Walter Rakhorst en Fajah Lourens. Die laatste heeft net als Hauser haar eigen lijn met voedingssupplementen. Hauser verkocht poeders, onder meer biergist en magere melk-poeder, en raadde iedereen melasse van rietsuiker aan, het product dat overblijft als de suiker uit het suikerriet gewonnen is.

Hauser drukte zijn lezers op het hart vooral op te passen met koolhydraten, ook al zoiets dat we nog steeds tegenkomen. Van Sas heeft het in zijn Kanarie-boekje over ‘verbodsbepalingen’ als hij schrijft: “Deze omvatten alle dode voedingstoffen, speciaal gebuild meel, suiker en conserven, terwijl men een spaarzaam gebruik dient te maken van zetmeelhoudende spijzen en meelspijzen. (…) Wanneer we ons zelf niet willen schaden, dan zullen we er toch aan moeten wennen, het zonder aardappelen te stellen.”

Hij beseft heel goed hoe revolutionair dat idee voor veel Nederlanders op dat moment is. “Eensdeels kan ik me indenken, dat dit alles u wat al te ingrijpend voorkomt.” Maar als het de lezer is gelukt om gewend te raken aan telefoon, radio, stofzuiger en de nieuwste mode, dan moet dit toch ook kunnen lukken, aldus Van Sas. “Het gaat er slechts om, of u, die zich erop laat voorstaan een moderne mens, een kind van uw tijd te zijn, de morele moed hebt nieuwe wegen te gaan wanneer u zichzelf, en daardoor ook anderen, hiermee een gewichtige dienst kan bewijzen.”

En geheel in overeenkomst met de wederopbouwmoraal bestaat die dienst voornamelijk uit werken. “Door een voeding volgens de aangegeven richtlijnen zult u zich lichamelijk stukken beter gaan voelen, wat een directe invloed heeft op uw stemming en daardoor op werklust, arbeidsvreugde, uw algemene prestaties en het genoegen dat u beleeft aan het leven als zodanig.”

Atkins

Van Sas belooft zijn lezers dat ze zich heus niet veel hoeven te ontzeggen. “Het is niet een soort ascetisme, een afstand doen van de genietingen dezer wereld. Alle groene groenten, alle vruchten, eieren, vlees en vissoorten, schaaldieren en weekdieren blijven tot uw beschikking, op voorwaarde dat ze niet ingeblikt zijn of overmatig gekookt of gebraden.” De dieetrage van de jaren ’70 ging weer een stapje verder op deze weg. Dr. Atkins’ Dieet Revolutie beloofde dat je volop kon eten en toch afvallen, als je je maar aan zijn simpele regel hield: zoveel vlees en vis als je wil, maar geen enkele koolhydraat.[13] De enorme ophef die het boek teweegbracht, geeft aan dat er in de tussentijd wel wat was veranderd in hoe we aten en het denken daarover.

In 1948 had Nijmegen de primeur gehad van de eerste Help-Uzelf-winkel van Nederland. De eigenaren noemden het ‘een stukje Amerika in Nijmegen’. Het zou het begin zijn van de snelle verspreiding van supermarkten in ons land. Kruideniersketens als Albert Heijn, De Spar en Edah zagen er dé manier in om klanten te verleiden meer te kopen. In 1952 besloot Albert Heijn om in tien steden zelfbedieningszaken te openen en 7 jaar later waren al hun winkels op die formule overgestapt.[14]

Automatieken en cafetaria’s waren al voor de oorlog her en der in het straatbeeld verschenen, maar zouden daarna aan een snelle opmars beginnen. En zij gingen iets verkopen, wat boven de rivieren tot dan toe nauwelijks te krijgen was: patat frites. Het succes was groot en zette de ondernemers aan verder te innoveren, wat bijvoorbeeld in 1956 leidde tot de uitvinding van de frikandel. Gezagsdragers zagen het succes van de cafetaria’s bij de jeugd met lede ogen aan. Burgemeester en wethouders van Haarlem waarschuwden in 1948 in dit kader bijvoorbeeld dat de jeugd, ‘welke de waarde van het geld niet kent’, moest worden beschermd tegen de gevaren die haar bedreigen, ‘namelijk, dat zo grote invloed op haar wordt uitgeoefend, dat ze daardoor sterk in de verleiding komt, tot dingen, die niet deugen.’[15]

Het voedsel dat daar werd genuttigd leek op dat moment een bijzaak, samenscholing en verspilling was een groter probleem. Eenzelfde houding etaleert een brievenschrijver in 1954 aan de brievenrubriek in damesblad Margriet, Margriet weet raad. “U kent die dingen wel: allemaal kleine vakjes waarin croquetjes liggen, en taartjes en rolletjes zuurtjes e.d. en die men ter plaatse verorberen kan, mits een geldstuk in de gleuf wordt gestopt. Nu is mij opgevallen dat op ieder uur van de dag deze automatieks uitstekend bezocht worden… allemaal vrouwen, soms met kleine kinderen. Ze staan dan gemoedelijk worstjes en croquetjes te eten waar ze minstens een kwartje per stuk voor moeten betalen… ze zouden ettelijke kwartjes per week sparen als zij niet toegaven aan hun lekkere honger.”[16] Ook hier wordt geen schande gesproken van het voedsel dat uit de muur wordt getrokken, maar wel van de spilzucht. En de schrijver vindt het opvallend dat er de hele dag door gebruik van wordt gemaakt. Snacken was op dat moment inderdaad iets nieuws in Nederland.

Nederlanders waren in deze periode ook nog niet zo van het buiten de deur eten. In 1960 zei 84% van de bevolking zelden of nooit in een restaurant te eten. De Chinees-Indische restaurants brachten daar verandering in. Voor de oorlog waren er zes, allemaal in de havensteden Rotterdam en Amsterdam, maar vooral in de jaren ’60 nam hun aantal exponentieel toe. Die ontwikkeling viel samen met de grotere bestedingsruimte die veel gezinnen hadden na het loslaten van de geleide loonpolitiek in 1963. Dat zorgde voor een stijging van de uitgaven aan voedsel, die door het nog sneller stijgen van de inkomsten toch een steeds kleiner deel van het budget gingen uitmaken. Tegenwoordig gaat gemiddeld circa een derde van ons budget voor voeding naar eten buiten de deur en kant en klaar maaltijden. We eten bovendien meer vlees dan vroeger, minder groenten en inmiddels is er vrijwel niemand meer die zegt zelden of nooit in een restaurant te eten.[17]

De welvaartsstijging van deze periode ging gepaard met het verzet tegen autoriteit en kerk. Dat had op twee manieren invloed op het consumptiepatroon. Het zorgde er ten eerste voor dat discipline in een slecht daglicht kwam te staan. Discipline werd vooral geassocieerd met machthebbers die jou tegen je zin dingen lieten doen en in de Tweede Wereldoorlog hadden we gezien waar dat toe leidde.[18] Daarnaast vroeg de kerk je dingen te laten. ‘Het overslaan van de vreugde hier voor de zaligheid daar’, werd dat genoemd. Schrijver Godfried Bomans herinnerde zich later: “Ik zie me nog een glas limonade in de gootsteen omkeren en helemaal duizelig van flinkheid weer naar boven gaan.” Allemaal ten bate van “dat banksaldo, dat beheerd werd door de goede god die alles zag.”[19] Hoe meer kerk en discipline naar de achtergrond verdwenen, des te meer mensen zich toestonden van de nieuwe overvloed te genieten.

Artsen zagen deze verandering van consumptiepatroon met lede ogen aan. Zij maakten zich voornamelijk zorgen over de snelle toename van het aantal mensen met hart- en vaatziekten en kanker. In de hele Westerse wereld werd steeds meer zichtbaar wat uiteindelijk de epidemiologische transitie is gaan heten. We werden met zijn allen steeds ouder, onder meer doordat infectieziekten steeds beter voorkomen en bestreden konden worden. In Nederland stierf in 1875 nog meer dan 38% van de mensen aan zo’n ziekte. In 1975 was dat gedaald naar minder dan 5%. Maar we moeten toch ergens aan doodgaan en in dezelfde periode was een enorme stijging te zien van het aantal mensen dat overleed aan wat welvaartziekten zijn gaan heten. Het aantal sterfgevallen door kanker steeg van 2 naar 25%; door hart- en vaatziekten van 7 naar 42%. Nederland verschilt daarmee niet wezenlijk van andere Westerse landen.[20]

Aanvankelijk optimisme over de verbeterde volksgezondheid, sloeg dan ook om in zorg over die welvaartziekten. Na de artsen drong die zorg ook door tot de overheid en de bevolking. In 1966 verschijnt de eerste overheidsnota waarin op de toename van kanker en hart- en vaatziekten wordt gewezen en aanzetten tot een preventieve gezondheidszorg worden geformuleerd.[21] Het zou niet de laatste keer zijn. Tegelijkertijd wordt gezondheid voor een steeds groter deel van de bevolking het belangrijkste goed.

Doorbraken in de medische wetenschap en een toenemende levensverwachting maakten dat mensen steeds meer moeite kregen met het accepteren van ziekten. In 1966 werden ‘een goede gezondheid’ en ‘een goed huwelijk’ nog bijna even vaak als antwoord gegeven op de vraag wat het belangrijkste was in het leven. In de jaren daarna zou alleen de gezondheid die koppositie blijven bekleden.[22] Deze trend zou zich de komende decennia voortzetten en een extra impuls krijgen door de verspreiding van de zelfontplooiingsgedachte. Die zorgde ten slotte voor extra aandacht voor het eigen welzijn. “Niet kanker werd de volksziekte van onze jaren maar angst voor kanker (‘tachtig procent van de mensen lijdt aan kankervrees’, verkondigt iemand), met hartinfarct-fobie als goede tweede”, concludeerde journalist John Jansen van Galen dan ook in zijn studie naar de jaren ’70.[23]

In Amerika werd al in de jaren ’50 de link gelegd tussen het veranderde consumptiepatroon en de toename van welvaartsziekten. Van Sas nam dat in zijn Kanarie-boekje over Hauser over. Hij verwijst naar een kankerbestrijdingscongres uit 1950, waar uit de doeken wordt gedaan dat kanker “het meest voorkomt onder hen die door onverstandige voeding een overmaat aan calorieën in hun lichaam ophopen.” Ook hart- en vaatziekten werden in toenemende mate in verband gebracht met wat mensen aten. De man die daar het meest aan heeft bijgedragen is dr. Ancel Keys.

Na een studie naar de hartproblemen van zakenmensen uit Minnesota, besloot deze Amerikaanse onderzoeker over de hele wereld plekken te bestuderen waar relatief weinig hart- en vaatziekten voorkwamen. Een van de plekken waar hij terecht kwam, was het dorp Pioppi in Zuid-Italië, dat mensen nu kunnen kennen van het boek Het Pioppi-dieet dat in 2018 in Nederland de eindejaarslijst van bestverkochte boeken haalde. Op basis van die studies concludeerde Keys dat met name de toegenomen consumptie van verzadigd vet zorgt voor een stijging van het cholesterolgehalte en daarmee van hart- en vaatziekten. In 1956 adviseerde de American Heart Association mede op basis van zijn werk om minder boter, eieren en vlees te eten om zo hartproblemen te voorkomen. En vooral ook om te zorgen dat je minder calorieën binnenkreeg. Diëten draaiden in de jaren hierna dan ook allemaal om het tellen van calorieën en het vermijden van veel vet.

Begin jaren ’70 kwam het aantal mensen dat wilde diëten in een stroomversnelling. Er kwamen ook in Nederland dieetclubs, zoals de Club voor Slankblijvers, die in 1974 opging in de Amerikaanse organisatie Weight Watchers. En damesbladen gingen er meer en meer aandacht aan besteden, soms zelfs in aparte bijlagen.[24] Maar ook mannen begonnen in toenemende mate om hun lijn te denken. Dat was voor een deel uit angst voor een hartaanval en voor een ander deel omdat zij steeds vaker in de dienstensector werkzaam waren, waar de eerste indruk belangrijker was geworden.[25]

In deze context, waarin matiging en discipline hun aantrekkingskracht hadden verloren, maar de angst voor het hart wel wijdverbreid was, verscheen een dieetboek, waarbij je je nauwelijks iets hoefde te ontzeggen. In 1975 kwam Atkins’ Dieet Revolutie op de Nederlandse markt, drie jaar nadat het in Amerika was verschenen.[26] Het had een uiterst lovend voorwoord van de populaire televisiedokter Van Swol, die zichzelf presenteerde als iemand die de eer had ‘slachtoffer te zijn van Atkins’: “-6 kilo in 14 dagen.”

Het geheim van het succes zat hem volgens Atkins erin dat je volop kon blijven eten en toch afvallen. Dat was al heel veel mensen gelukt en “zij vielen af op eieren met spek als ontbijt, dikke slagroom in hun koffie, mayonaise op hun slaatjes, botersaus op hun kreeft; Op varkenskrabbetjes en geroosterde eend; Op mijn specialiteit, de kaascake.” Zo’n dieet was makkelijk om te volgen en daarom haakte ook niemand af. Logisch, want “u hoeft geen selderij, worteltjes of ander konijnevoedsel te verorberen.” Dit is geen hongerdieet, voegt hij daar ten overvloede nog aan toe.

“Het tellen van calorieën heeft gefaald.” Mensen die diëten volgen die daarop zijn gebaseerd vallen niet af, aldus Atkins. Dat komt omdat we niet te veel eten, maar verkeerd eten. “Het zijn namelijk de koolhydraten, en niet de vetten, die dikke mensen nog dikker maken. Zij zorgen ervoor dat u uw eigen vetten niet verbrandt, en tegelijkertijd stimuleren zij uw lichaam om meer vet te produceren en om gewend te raken aan het produceren van dit vet.” Mensen zijn namelijk allergisch voor suiker en andere koolhydraten. Wij lijden aan ‘een koolhydraten vergiftiging’ in ‘onze cola-cake-ketchup-koekjes-en-kaakjes cultuur’. Door de koolhydraten links te laten liggen verandert je lichaam ‘van een koolhydraten-verbrandingsmachine in een vet-verbrandingsmachine’.

Atkins’ idee was helemaal niet nieuw. Hij schrijft zelf al dat hij geïnspireerd was door de 19e eeuwse Engelsman William Banting, die eenzelfde dieet voorstelde. Banting maakte met zijn in 1863 geschreven Letter on Corpulence, Addressed to the Public zo’n indruk in Amerika dat zijn naam een werkwoord werd. Nog decennialang werd niet het woord ‘diet’ gebruikt voor afvallen -dat woord was gereserveerd voor wat je van de dokter moest eten als je ziek was-, maar ‘banting’. Atkins’ dieet paste daarmee in een oude traditie, die pas recentelijk onder invloed van het werk van onder meer Ancel Keys was losgelaten.[27] Hij was dus niet de eerste en zou ook niet de laatste zijn.

De nadruk op het beperken van koolhydraten zie je later onder meer bij Montignac, het South Beach-dieet en Dr. Frank. Die laatste zegt zich net als Atkins op Banting te baseren, maar neemt tegelijkertijd wel afstand van Atkins, omdat die te weinig oog zou hebben voor het belang van eiwitten. Arthur Agatston, schrijver van Het South beach dieet, zegt Atkins te bewonderen, maar benadrukt vervolgens heel sterk wat het verschil tussen hen beiden is. Hij onderscheidt namelijk verzadigde en onverzadigde vetten en Atkins niet. En Montignac werpt om precies die reden een vergelijking tussen hem en Atkins verre van zich. Dat noemt hij ‘leugenachtige insinuaties’.[28]

Dat zelfs deze schrijvers de behoefte voelen te benadrukken wat de verschillen met Atkins zijn, zegt iets over hoe controversieel zijn dieet was. Vooral uit medische hoek was er veel kritiek gekomen. Het Atkins dieet zou het cholesterol verhogen en daarmee de kans op een hartaanval. Je lichaam zou niet zozeer vet verbranden, maar vooral spiermassa verliezen. En mensen die het dieet volgden zouden een grotere kans lopen op botbreuken en kanker. Het Franse voedingscentrum ANSES nam fel stelling tegen het Atkins dieet en in Amerika waren er verschillende hoorzittingen in het Congres.[29] Zelfs de in die tijd bekende burgemeester van Utrecht Henk Vonhoff, die door van Van Swol was opgetrommeld om in het nieuwe roddelblad Weekend de loftrompet te steken over het Atkins dieet, moest later toegeven dat hij weliswaar in eerste instantie afviel, maar op den duur door al dat vet last kreeg van zijn gal.[30]

Atkins zou zijn boek in 1992 in een herziene versie opnieuw uitgeven, nu onder de titel Dr. Atkins’ nieuwe dieetrevolutie. En uiteindelijk zou een versie daarvan in 2004 hier weer de eindejaarslijst halen. Atkins gebruikt het boek om enerzijds zijn oorspronkelijke stellingname iets te nuanceren en daarnaast om zich tegen zijn critici te verdedigen. Nu schrijft hij dat de hoeveelheid calorieën er inderdaad ook toe doet. En hij heeft veel meer aandacht voor groenten, die zich in het oorspronkelijke boek zo ongeveer beperkten tot wat blaadjes sla.

Aan zijn verdediging wijdt Atkins zelfs een heel hoofdstuk. Daarin vertelt hij hoe gefrustreerd hij was dat men zijn dieet bleef afwijzen, terwijl tegelijkertijd de bevolking steeds zwaarder werd. Dat wijt hij aan de lobby van het vetarme dieet die zijn zienswijze belasterde. “Ik durf te wedden dat er in de moderne medische geschiedenis geen enkel ander voorbeeld bestaat van een dergelijke grootschalige propaganda als de beweringen van de aanbieders van het vetarme dogma.” Maar gelukkig verandert er iets, zo ziet Atkins. “Tegenwoordig deelt men mijn opvatting steeds vaker.”[31] Dat laatste was waar, maar zou niet betekenen dat de ophef voorbij was. Toen bekend werd dat Atkins bij zijn dood in 2003 bijna 130 kilo woog, werd dat door velen aangegrepen als bewijs dat zijn dieet toch niet werkte. De discussie over Atkins en de vraag naar minder vet of minder koolhydraten duurt tot op de dag van vandaag voort.[32]

Diamond

De eerstvolgende dieetboek-rage kwam op naam van het echtpaar Harvey en Marilyn Diamond. Een leven lang fit stond maar liefst van 1989 tot en met 1992 in de eindejaarslijsten. “Het is duidelijk dat de mensen genoeg hebben van de dieet mentaliteit”, schrijven ze. “Verwarring en frustratie heerst er alom, omdat de meeste diëten met elkaar in tegenspraak zijn. Als de zogenaamde deskundigen elkaar tegenspreken, wat moet de leek dan geloven? Een populair dieet zegt dat we voornamelijk koolhydraten moeten eten en heel weinig proteïne. Een ander, even populair dieet zegt dat we voornamelijk proteïne moeten eten en heel weinig koolhydraten. Kunnen ze allebei gelijk hebben?”[33] Waarop de Diamonds alleen maar aan de verwarring bijdragen, door het over een heel andere boeg te gooien.

In Een leven lang fit benadrukken ze dat ongeveer 70% van wat we eten hoort te bestaan uit fruit en groente. Dat baseren ze op de stelling dat mensen in de prehistorie fruiteters waren, wat we zouden kunnen opmaken uit onderzoek naar versteende resten van tanden. Grappig genoeg baseert ook Atkins zijn vlees en vis-dieet op hoe volgens hem mensen in de prehistorie aten. Net als de recente paleo-diëten ervan uitgaan dat we toen vooral vleeseters waren. Dat kan ook makkelijk, aangezien we helemaal niet precies weten hoe mensen in de prehistorie aten.

Maar met de keuze voor vooral fruit en groente ben je er volgens de Diamonds nog niet. “Wat volkomen nieuw en anders is in dit programma, is dat het niet alleen belangrijk is wat je eet, maar vooral wanneer je het eet en in welke combinaties. Deze wanneer en hoe factor is wat je hebt gezocht, de ontbrekende schakel die je succes verzekert!” Ze noemen dit het principe van de Natuurlijke Hygiëne. Het menselijk lichaam streeft zelf al voortdurend naar gezondheid. Dat doet het door zichzelf constant ‘te reinigen van schadelijk afval’ en zo zichzelf te genezen. “De Natuurlijk Hygiëne is gebaseerd op de gedachte dat alle geneeskracht van het universum in het menselijk lichaam ligt opgeslagen, dat de natuur altijd gelijk heeft en niet kan worden verbeterd.” Daarmee ligt Een leven lang fit geheel in lijn met de in die tijd populaire new age-boeken zoals die van Louise Hay.[34]

Fruit is het belangrijkste voedsel, maar mag nooit in combinatie met andere dingen worden gegeten. Dan gaat het volgens de Diamonds namelijk in je maag rotten. Daarom raden ze je aan om tot 12 uur alleen maar fruit te eten. De rest van de dag moet je zorgen dat je zoveel mogelijk ‘levend’ voedsel eet. Daarmee bedoelen ze onbewerkt voedsel, dat je in de boomgaarden en tuinen vindt, niet in de supermarkt. Dat betekent dat je bijvoorbeeld ook melk moet laten staan. Doe je dat, dan krijg je meer energie en een betere conditie. Kortom, dan word je fit. En dat is belangrijk, want: “een nieuw welzijnsparadigma waart nu door het land om de consument te beschermen, met jogging, aerobics, stressvermindering, stoppen met roken en voedsel bewustheid.”[35] Om te vervolgen met: “Maak alstublieft niet de fout de dagelijkse lichaamsbeweging over te slaan. Het succes van dit programma hangt er vanaf!”[36]

Dat nieuwe paradigma was begonnen in de jaren ’70.“De hang naar fitness is een van de opmerkelijkste rages van dit tijdperk”, schreef John Jansen van Galen.[37] Toen werd het sporten buiten competitieverband een internationale trend.[38] In het voetspoor van de fietsende premier Van Agt was het aantal verkochte racefietsen in Nederland geëxplodeerd en aan het eind van het decennium kwam ook het trimmen op, wat we later joggen zouden noemen en inmiddels gewoon hardlopen of lopen. De hardloop rage was in Amerika begonnen bij dr. Kenneth Cooper, die we hier vooral kennen van de nog steeds wel op scholen gebruikte Cooper test. Het waren vooral mannen die in die jaren de renschoenen aantrokken, en dan vooral managers, die bang waren voor een hartkwaal. De Amerikaanse president Jimmy Carter liet zich regelmatig joggend fotograferen en droeg zo veel bij aan de populariteit ervan.[39]

Vrouwen toonden veel minder animo om te gaan trimmen, wellicht omdat zij zich daar niet veilig bij voelden. Het zou tot in de jaren ’90 duren voordat daar verandering in kwam en ook vrouwen in groten getale gingen hardlopen. Maar ook voor die tijd konden vrouwen bij dr. Cooper terecht. Hij had namelijk een fitnessprogramma voor astronauten ontwikkeld, dat hij aerobics had gedoopt. En dat zou vooral onder vrouwen dé rage van de jaren ’80 worden.

Actrice Jane Fonda was niet de eerste die hierop insprong, maar zij is wel de bekendste geworden. In 1981 lanceerde ze haar boek Jane Fonda’s workout, waarin zij expliciet vrouwen aansprak. Het jaar daarna kwam ze met iets nieuws: een videocassette, waarvan ze vele miljoenen exemplaren verkocht. Ook Nederlandse artiesten sprongen direct op de nieuwe trend in. In 1982 bracht zanger en presentator Ron Brandsteder een langspeelplaat met aerobics oefeningen uit. Een jaar later gevolgd door cabaretière Adele Bloemendaal en de zangeres van Doris D & the Pins.

Jane Fonda had net als veel van haar tijdgenoten een tijd in het Esalen Institute doorgebracht en is een duidelijk voorbeeld van de al eerder beschreven grote vlucht inwaarts. Ze was vooral bekend geworden als actievoerder, met name tegen de Vietnam-oorlog, maar daarvan was in Jane Fonda’s workout weinig over. “De wereld waarin we leven is een zooitje, maar we kunnen met onze ‘individual lifestyle choices’ wel het juiste doen”, schrijft ze. Neem het heft in eigen handen, houdt ze haar lezeressen voor. Verzoen je met wat eten je kan brengen en breng de gevolgen onder controle door te fitnessen. ‘Discipline is bevrijding!’[40]

Met die woorden plaatste Fonda zich in een oudere feministische traditie. Aangezien overtollig vet je bewegingsvrijheid beperkte, en de korsetten die dat moesten verbloemen nog meer, bekeerden feministen zich begin 20e eeuw tot het slankheidsideaal. Daarbij werden dikke vrouwen vergeleken met voor de slacht vetgemeste dieren. Net als die dieren nooit hun stal uitkwamen, werden vrouwen in huis opgesloten. Daarom moesten vrouwen zich bevrijden van hun vet en laten zien dat ze wel degelijk over de zelfdiscipline en het karakter beschikten om zich teweer te stellen tegen ‘die opdringerige meester’, hun eetlust. Een idee dat ze hadden geleend van de oude stoïcijnen, die vonden dat als iemand werd beheerst door zijn eetlust, diegene niet meer was dan een slaaf. Later zouden ook feministen als Simone de Beauvoir en Germaine Greer een vergelijkbare positie innemen.[41]

De fitnessrage kwam op in een tijd dat mensen hun lichaam steeds belangrijker gingen vinden. Het ging een steeds groter onderdeel vormen van hun identiteit en zelfontplooiing. Dat is vanaf midden jaren ’70 ook zichtbaar in contactadvertenties, waarin het uiterlijk steeds belangrijker wordt. Woorden als representatief en sportief worden in dat kader steeds vaker gebruikt. En mensen presenteerden zich ook vaker als dynamisch, actief en ondernemend. Een Zakenman van 44 jaar omschreef zich bijvoorbeeld als iemand “met de fysieke en lichamelijke power van hedendaagse jongens van 20 jaar…”[42]

Mensen die aan fitness deden konden zich in de loop van de jaren ’70 en ’80 aan langzaam veranderende rolmodellen spiegelen. Acteurs als Arnold Schwarzenegger en Sylvester Stallone werden mateloos populair. En vrouwelijke rolmodellen ontwikkelden zich van actrices met een zandloper figuur als Marilyn Monroe in de jaren ’40 en ’50, via het graatmagere model Twiggy in de jaren ’60, naar iets meer gespierde, maar verder naturelle vrouwen als Farah Fawcett Major in de jaren ’70 en ‘80. Voor kinderen bleef al die jaren de in 1959 op de markt gekomen Barbie een voorbeeld, met haar taille die smaller is dan die van een gemiddelde anorexia-patiënt.[43] Op het moment dat Een leven lang fit op de markt kwam, begon de mode in modellen aan alweer een nieuwe ontwikkeling: de opkomst van de ‘supermodels’, als Naomi Campbell, Linda Evangelista, Christy Turlington en Cindy Crawford. Lang, slank, atletisch en vooral glamoureus.

Montignac

De glamour die de supermodels uitstraalden paste goed in de jaren ’90, die veel hedonistischer waren dan de tijd ervoor. Er is over deze tijd wel gesproken over de opkomst van ‘een gebod te genieten’, waarbij het steeds dominantere idee van zelfontplooiing nu ook werd uitgebreid naar plezier hebben.[44] Maar dat leverde natuurlijk wel een probleem op voor mensen die begaan waren met hun lijn. Genieten liet zich voor veel mensen niet zo makkelijk combineren met een dieet van hoofdzakelijk groenten. Zie daar de voedingsbodem voor het succes van Michel Montignac. Maar liefst zeven verschillende boeken in de eindejaarslijsten van 1997 en 1998 waren gewijd aan montignaccen, zoals het zou gaan heten.

Mchel Montignac was een Franse zakenman die op een bepaald moment een nieuwe functie kreeg en in dat kader vaak uit eten moest. Dat zorgde ervoor dat hij flink aankwam. Hij probeerde een aantal bestaande diëten, maar geen van allen hielp. En dus besloot hij op onderzoek uit te gaan en zelf iets te bedenken. Uitgangspunt van zijn methode is zijn stelling dat het calorieën tellen ‘de grootste wetenschappelijke vergissing van de 20e eeuw’ is. Deze ‘wetenschappelijke waarheid’ is bekend bij een aantal medici, zo stelt hij, maar wordt uit ‘archaïsche en ultra-conservatieve motieven’ verhuld door ‘het merendeel van de pseudo professionelen in de dieetkunde’.

In plaats van calorieën te tellen, gaat het er ook bij Montignac om wat je met elkaar combineert. Hij stelt dat onze stofwisseling is ontregeld door onze slechte voedingsgewoonten, waarbij we veel te veel bewerkt voedsel eten en tegelijkertijd te veel slechte koolhydraten binnenkrijgen. Slechte koolhydraten hebben een hoge glycemische index. Dat wil zeggen dat ze snel worden opgenomen in het bloed en daardoor een grote verhoging van de bloedsuikerspiegel tot gevolg hebben. Voorbeelden daarvan zijn suiker, wit brood, snelkookrijst, koekjes, bier een aardappels. Beter zijn wat dat betreft havervlokken, zilvervliesrijst, bruine bonen en volkorenbrood.

Montignac maakt ook een onderscheid tussen goede en slechte vetten en waarschuwt om vooral geen slechte koolhydraten met vetten te combineren, aangezien dat de opname van de vetten verstoort en zo tot vetopslag leidt. Doe je dit allemaal, dan val je vanzelf af. Want, ‘we zijn wat we eten!’  En daar hoef je helemaal niet voor te sporten, benadrukt hij. Het idee dat je moet sporten om af te slanken berust op de ‘foute theorie van de calorieën’.

Montignac had zijn succes in eerste instantie niet te danken aan vrouwen, maar juist aan mannen. Er werd dan ook wel gesproken van het managersdieet.[45] Dat kwam doordat het zich goed liet rijmen met uit eten gaan, maar ook omdat het aansloot bij het dominante marktdenken van deze tijd. “Als u er in slaagt uw voeding te leren managen, dan managet u in feite uw leven.” Zo bouw je aan je ‘fysiek kapitaal’ en kan je zorgen voor ‘fut, efficiency, fighting spirit, de vastberadenheid te winnen en succes te hebben’. Precies al de eigenschappen die je nodig hebt om je in de economie van rond de millenniumwisseling staande te houden, aldus Montignac.[46]

Als je slank bent, straal je uit dat je fit bent en tegelijk dat je over het karakter en de zelfdiscipline beschikt, die nodig zijn om de competitie met de mensen om je heen aan te gaan. Alles wat overtollig is, hindert de efficiëntie, is het idee. Niet alleen werd in deze periode in toenemende mate zo naar medewerkers gekeken, het beeld werd ook op de bedrijven zelf toegepast. “Reusachtige fabrieken en vette lichamen zijn iets van vroeger. Ooit stonden ze voor de kracht en macht van degenen die ze bezaten; nu zijn ze de voorbode van verlies in de volgende ronde van versnelling en staan ze voor machteloosheid.”, schrijft Zygmunt Bauman daarover.[47] Deze vergelijking van bedrijf en lichaam zie je ook terug in de taal. Over bedrijven die willen bezuinigen wordt gezegd dat ze in hun vet willen snijden en gaan afslanken. Groot, log en zwaar betekent zo inert en niet in staat flexibel te reageren op de snel veranderende omstandigheden. En werknemers zijn zich daar in toenemende mate van bewust.

Managers konden prima van de methode Montignac gebruik maken tijdens hun zakendiners, maar voor veel Nederlandse huisvrouwen was dat volgens Frances van Arkel toch ingewikkelder. Daarom schreef zij Montignac op klompen, dat in 1998 de eindejaarslijst haalde. In het boek werkte ze traditionele Nederlandse gerechten om naar recepten die voldeden aan de eisen van Montignac. Zo is er onder meer een recept voor boerenkool met worst, waarbij de aardappelpuree is vervangen door fijngesneden knolselderij, en een schnitzel met een korstje van verkruimelde noten.

Sonja Bakker

In 2003 verschijnt de nota Langer gezond leven, waarin de overheid de alarmklok luidt. “Overgewicht neemt de laatste jaren verontrustend toe en dreigt een even grote vijand van de volksgezondheid te worden als roken nu is. (…) Ongezond gedrag neemt hand over hand toe en dat belooft voor de toekomst niet veel goeds.”[48] De WHO had drie jaar daarvoor even hard aan de bel getrokken en sprak zelfs van een epidemie in het rapport Obesity: preventing and managing the global epidemic. En ook de WHO trok de vergelijking met roken.

In beide rapporten werd gekozen voor een vergelijking met roken, wat op dat moment als een van de grootste gezondheidsproblemen werd gezien. Door artsen, maar ook door het algemene publiek, wat wel blijkt uit het enorme succes van Stoppen met roken van Allen Carr. Het is het zelfhulpboek dat sinds de eindejaarslijsten worden opgesteld het vaakst daarin voorkwam, vijf keer van 1997 tot en met 2001. Carr, een accountant die uiteindelijk zelf ook van het roken was afgekomen, propageert de Easyway-methode. Die komt erop neer dat je je realiseert dat rokers eigenlijk helemaal niet genieten van sigaretten. Als dat lukt dan kan je ook de vraag of je je hele leven moet bloeden ‘om die dingen in mijn mond te kunnen steken en mezelf te verstikken’ negatief beantwoorden.[49]

Op basis hiervan concludeert Carr dat stoppen met roken makkelijk is. Net als Carr en geheel in lijn met het marktdenken dat in deze tijd populair is geworden, benadrukken beide rapporten over obesitas de rol van de eigen verantwoordelijkheid. Obesitas wordt gezien als een probleem van zelfbeheersing van individuen. Nederland leeft niet gezond genoeg. “Mensen worden daardoor minder oud dan mogelijk is en zijn vaker ziek dan nodig is. Ongezondheid kost de samenleving veel geld: kosten voor de gezondheidszorg, ziekteverzuim, arbeidsongeschiktheid.”[50] Het belang van de economie klinkt duidelijk door. En daarom is het volgens de overheid tijd voor preventiebeleid.

Socioloog Roel Pietererman heeft geconstateerd dat sinds deze rapporten het licht zagen de hoeveelheid keren dat overgewicht en obesitas in de media voorkwamen enorm is gestegen.

Van 1990 tot 1994 komt overgewicht 180 keer voor, terwijl dat alleen al in het jaar 2000 met 164 keer bijna evenveel is. Dat aantal stijgt vervolgens door tot boven de 500 keer per jaar. Obesitas komt van 1990 tot en met 1999 in totaal 33 keer voor. Vanaf het jaar 2000 stijgt dat tot boven de 350 keer per jaar. De 21e eeuw laat ook een keur aan televisieprogramma’s zien waarin deelnemers moeten afvallen, zoals Big diet, De afvallers, Operatie NL Fit, Obese en De biggest loser Holland.[51]

De dieetrage die volgde op al deze aandacht was net als in het geval van Montignac vernoemd naar de auteur: het sonjabakkeren. Sonja Bakker is de auteur met de meeste titels in de lijst. Het begon in 2005 met Bereik je ideale gewicht, een boek dat net als Een Leven lang fit vier jaar achter elkaar in de eindejaarslijsten stond.Tot en met 2011 zou haar dat bijna elk jaar met één of meerdere van haar 6 boeken lukken. En in 2019 opnieuw met Summerproof met Sonja.

In het dieet van Sonja Bakker wordt de ban op koolhydraten weer opgeheven. “Veel mensen zijn bang voor koolhydraten. Als ik ze een krentenbol voor tussendoor voorschrijf, kijken ze mij angstig aan. Maakt dit mij dan niet dik? Het antwoord is: nee.”[52] In plaats daarvan keert ze terug naar het beperken van het aantal calorieën. Om haar lezers daarbij te helpen heeft ze weekmenu’s samengesteld, iets wat Natalia en Walter Rakhorst later in hun Project gezond-boeken zouden navolgen. Door de weekmenu’s precies af te wegen hoef je geen calorieën te tellen, maar komt het effect op hetzelfde neer. “Je kunt met dit dieet programma in principe alles eten, alleen is de hoeveelheid bij sommige gerechten en voedingsmiddelen beperkt.”[53] Ze wijst er wel op dat het goed is op te passen met onvolwaardige voeding, zoals koekjes, chocolade of chips. Maar daar schaart ze niet al het bewerkte voedsel onder. Integendeel, Sonja Bakker gebruikt precies die supermarktproducten waar de Diamonds en Montignac zich zo tegen afzetten.

Een ander belangrijk punt waar Sonja Bakker op hamert is regelmaat. “Daarmee bedoel ik: op vaste tijden ontbijten, lunchen en dineren en twee tussendoortjes nemen.”[54] Dat is iets wat we kennelijk een beetje zijn verloren in de hectische 21e eeuw en ouders moeten op dat vlak weer een voorbeeldrol gaan spelen voor hun kinderen. Ook stress speelt een rol. Het blijkt vaak enorm moeilijk om de baas te blijven over je eigen eetgedrag in periodes van stress, schrijft ze. Daarom heeft ze in Bereik en behoud je ideale gewicht een aantal opdrachten die de lezers inzicht kan geven in hoe stress bij hen zorgt voor eetbuien.

Dat stress hier specifiek wordt benoemd zal niet verbazen als we bedenken dat de WHO stress uitriep tot de gezondheidsepidemie van de eenentwintigste eeuw en dat er een sterke link is tussen stress en overgewicht. “Opvallend is dat deze stress epidemie ongeveer tegelijkertijd is ontstaan met de obesitas epidemie”, schrijven de artsen Mariëtte Boon en Liesbeth van Rossum in Vet belangrijk. Stress kan dan ook bijdragen aan overgewicht, doordat het zorgt voor een verhoging van de hoeveelheid van het hormoon cortisol in je lichaam. En dat cortisol zorgt voor je hongergevoel. Er zijn daarnaast aanwijzingen dat een hoog cortisol gehalte de werking van je bruin vet onderdrukt en daarmee zorgt voor een slechtere verbranding van het vet in je lichaam.[55]

Ook Mieke Kosters heeft in Het geheim van slanke mensen uit 2013 oog voor de eetbuien die zo kunnen ontstaan. Zij heeft het over ‘De grote vijf tegen eetdrang’: beweging, tijd voor jezelf, contact met anderen, activiteiten waar je energie van krijgt en persoonlijke verzorging. Allemaal dingen die stress-verlagend werken. En geheel in lijn met de tijdgeest is haar remedie als je toch aan het overeten slaat: doe aan mindfulness.

Bij Marjolein Dubbers, die in 2017 met Het energieke vrouwen voedingskompas in de eindejaarslijst stond, werkte het eerder andersom. Stress zette haar niet zozeer aan tot eten, maar zorgde voor een burn-out. “Op mijn 52ste kreeg ik van mijn lichaam een prachtig geschenk: ik kwam in een flinke burn-out terecht.” En die burn-out zette haar uiteindelijk aan het denken over haar eetpatroon.

Door haar burn-out realiseerde ze zich dat ze “altijd bezig was geweest met de doelen van anderen. Ik had een groot deel van mijn leven, meer dan 25 jaar, gegeven aan met name de doelen van mijn werkgevers. Dat waren mijn eigen doelen eigenlijk? Wat wilde ik zelf?”[56] In haar zoektocht naar een antwoord op die vraag ging ze zich verdiepen in haar hormoonhuishouding. “Ik ben ervan overtuigd dat de wereld een mooiere plek wordt als meer vrouwen hun dromen gaan waarmaken. Zoveel prachtige dromen van vrouwen worden echter niet gerealiseerd omdat ze te weinig energie en uithoudingsvermogen hebben en niet gezond genoeg zijn. (…) Jouw kwaliteit van leven begint met hormonen die in balans zijn. (…) Als je weet hoe ze werken, kun je ze voor je laten werken.”[57] Vandaar dat ze haar boek de ondertitel ‘Verander je voeding, verander je hormonen, verander je leven’ meegaf. Deze voorbeelden van Bakker, Kosters en Dubbers laten zien dat in de dieetboeken in de 21e eeuw de psyche vaker dan vroeger een rol speelt.[58]

De voedselzandloper

De grote hit na Sonja Bakker kwam van een Belgische arts. Kris Verburgh wilde met De voedselzandloper een boek schrijven, dat vertelt hoe je het verouderingsproces kan afremmen. Hij schrijft dat de meeste ziekten in het Westen in wezen verouderingsziekten zijn. “Hart en vaatziekten, dementie, osteoporose, diabetes type 2, achteruitgang van het gehoor en zicht, het wegkwijnen van de spieren en het toenemen van het vetpercentage, hoge bloeddruk, staar enzovoort. Al deze verouderingsziekten zouden in één klap bestreden kunnen worden door het verouderingsproces zelf te onderzoeken.”[59] Doe je dat, dan merk je dat je ze allemaal kan beïnvloeden door anders te eten, schrijft Verburg.

“In tegenstelling tot de meeste diëten heeft dit dieet niet als eerste doel gewicht te verliezen. Het vaak drastische gewichtsverlies is louter een aangename bijwerking. (…) Nagenoeg alle populaire diëten worden bedacht om zo snel mogelijk gewicht te verliezen, maar dat is een verkeerde instelling. Een echt goed dieet moet er primair voor zorgen dat je zo lang mogelijk gezond blijft leven. Het gewichtsverlies volgt dan automatisch.”[60]

Verburg wil met De voedselzandloper “niet louter meer jaren aan uw leven toevoegen, maar ook meer leven aan uw jaren.”[61] In die zin komt een aantal dingen samen. Ten eerste de al genoemde wens het leven te verlengen. Met het naar de achtergrond verdwijnen van het christendom veranderde het beeld van de dood. Uit het idee van een hiernamaals kan rust en acceptatie worden gehaald en als dat wegvalt is de dood des te afschrikwekkender. Daarmee wordt het belang dat zo veel mogelijk uit te stellen groter. Het feit dat we mede door ontwikkelingen in de medische wetenschap gemiddeld steeds ouder worden, maakte de verwachtingen op dat vlak alleen maar groter. Verburg snapt dat. “Mensen zijn gefascineerd door hoge ouderdom. Een hoge leeftijd in goede gezondheid is wat we allemaal wensen”, schrijft hij. En: “Dit dieet is in lijn met wat ze eten in de blauwe zones”, de gebieden op de wereld waar mensen uitzonderlijk oud worden.[62]

Behalve ouder worden, is het doel van De voedselzandloper ook dat je die extra jaren gezond en actief kan doorbrengen. Verburg belooft meer energie, meer ondernemingslust, een beter gemoed en betere concentratie, gedurende je hele leven. We willen namelijk wel ouder worden, maar het niet zijn, zoals het gezegde wil. “I Hope I die before I get old”, zong The Who iconisch in My generation, waarmee ze een van de lijfliederen van de ‘generatie van ‘68’ maakten. Het afzetten tegen de generatie voor hen speelde voor hen een centrale rol. Daarmee werd jeugdigheid een onlosmakelijk deel van hun identiteit.

Dat groeiende belang van jeugdigheid is ook terug te zien in de al eerder aangehaalde contactadvertenties. In de jaren ’40 en ’50 bestempelt 18% van de mannen tussen 30 en 39 zich als jongeman. In de jaren ’60 was dat 31%, in de jaren ’70 al 50% en in de jaren ’80 58%. “Tegenwoordig komen we jongemannen van in de vijftig tegen.” Bij vrouwen zie je een vergelijkbare ontwikkeling. Vanaf de jaren ’80 zijn voor hen jong en slank de belangrijkste manieren om zichzelf aan te prijzen. Het brengt de onderzoeker Wil Zeegers tot de conclusie dat “je bent jong en je wilt wat’ inmiddels is omgedraaid tot ‘je wil wat, dus ben je jong’.[63]

De rechtszaak die Emile Ratelband in 2018 aanspande om de geboortedatum in zijn paspoort van 1949 naar 1969 te veranderen is daar misschien wel het meest extreme voorbeeld van. Hij deed dat omdat hij zei te lijden onder zijn biologische leeftijd. Niet geheel verrassend wees de rechter zijn verzoek af.[64] De in ouderdom gespecialiseerde Franse socioloog Serge Guérin denkt te begrijpen waar die hang naar de jeugd vandaan komt. “We leven in een jongerenmaatschappij waarin “jeugd” overgewaardeerd wordt. Onze westerse maatschappij is een prestatiemaatschappij. Alles draait om snelheid en efficiëntie.” Dat heeft gevolgen voor het gedrag en het zelfbeeld van mensen, die zich jong gaan gedragen.[65]

Killerbody

Jeugd kan je ook tonen in je uiterlijk. Dat speelt bij Kris Verburgh niet echt een rol, maar in de boeken van Fajah Lourens is dat anders. Zij scoorde met Killerbody dieet en Killerbody 2 in 2016 en 2017 grote hits. “Met het Killerbodydieet is een gezond en strak lichaam ook voor jou binnen handbereik. Want als ik het kan, kun jij het ook!” Je kan veel kanten op met de boeken, schrijft ze. Je kan het gebruiken om af te vallen. Als dat zo is hoef je niet per se te sporten. Maar als je een strak lichaam wil, moet dat wel. “Het eindresultaat is gewoon mooier als je het combineert met sport. Ik vind het bijvoorbeeld belangrijk om mijn billen rond en vol te houden als ik afval en dat lukt echt alleen met trainen.”[66] Daarom heeft ze ook workouts in het boek opgenomen en houdt ze ons voor een voorbeeld te nemen aan hoe bodybuilders omgaan met hun energiebalans als ze aan spieropbouw doen.

De boeken van Fajah Lourens passen in de trend die wel fitspiration is gaan heten, een combinatie van de woorden fitness en inspiration. Het staat voor het streven naar slanke én uiterst gespierde lichamen als toppunt van wat als een gezond leven wordt gezien. “Strong is the new skinny”, aldus schrijfster Elfie Tromp, die zelf ook vele uren in de sportschool doorbrengt en daartoe onder meer geïnspireerd zegt te zijn door het instagram-account van Fajah Lourens.[67]

De sociale media spelen een belangrijke rol in het verspreiden van dit soort trends. Alleen al op instagram leveren de hashtags #fitspiration en #fitspo tientallen miljoenen afbeeldingen op.[68] Het zien van de ‘perfecte’ lichamen van anderen zorgt voor een druk om ook aan je eigen lichaam te werken.[69] “Het is dringen voor de spiegel van de gym. We bekijken ons lichaam zoals we onze tijdslijnen afscrollen. Elke spier wordt beoordeeld; like, like, superlike. Wat ons niet bevalt, pakken we aan”, aldus weer Elfie Tromp.[70]

Juist daarom raadt Fajah Lourens haar lezers aan om zichzelf regelmatig te fotograferen. Zo kan je zien hoe je je ontwikkelt. En als je het even zwaar hebt, pak dan een foto van het begin erbij, dan weet je weer waarvoor je het allemaal doet. Of beter nog, zet de foto’s op de sociale media, dan creëer je een ’soort controle van buitenaf’.[71] Voor sommigen is het fanatiek sporten en opletten wat je eet inmiddels een manier van leven geworden. Voor degenen bij wie het is doorgeslagen naar een obsessie, is inmiddels zelfs een woord bedacht. Zij lijden aan orthorexia nervosa. En dat kan leiden tot serieuze ondervoeding. Iets, waar dr. Frank overigens al voor waarschuwde in Gezond slank met dr. Frank deel 2.[72]

Zo is het ideaal nog altijd steeds slanker en nu ook steeds gespierder. Het kan altijd beter en in tegenstelling tot de tegenwoordige trend in de meer algemene zelfhulpboeken is het streven naar perfectie in de dieetboeken niet per se iets negatiefs.[73] Het advies jezelf meer te accepteren zoals je bent klinkt tegenwoordig luid bij Brené Brown, Haemin Sunim en andere zelfhulpboekenschrijvers, maar de dieetboeken kunnen daar natuurlijk per definitie niet in mee.

Dat advies je eigen lichaam accepteren speelde al in de jaren ’70 en ’80 in de zelfhulpboeken van Wayne Dyer een rol. Maar in de tijd dat schrijvers als Rhonda Byrne en Emile Ratelband populair waren was dat een periode weg. Zij geven ook dieettips, maar dan meer op het mentale vlak. Ratelband schrijft dat als je een leeg gevoel hebt, je je simpelweg moet indenken dat je maag vol is. En als je zin in hebt in chocolade kan het helpen om bij chocolade aan stront te denken.[74] En in The Secret staatdat je niet aankomt als je niet denkt dat je aankomt.

Fajah Lourens is zelfverklaard fan van The secret. Ze is niet zo naïef als Rhonda Byrne als het aankomt op gewichtsverlies, maar net zo optimistisch dat alles mogelijk is: “Heb je dromen? Schrijft ze dan op. Zo worden het doelen en die moet je gewoon gaan halen. Met een slimme planning, de juiste hulp en vooral een positieve instelling lukt dat altijd! (…) Ik geloof daarom dat alles mogelijk is, zolang je het maar echt wilt!”[75]

Ratelband en Byrne passen in het marktdenken dat die jaren domineerde.[76] Elfie Tromp ziet dat ook nu nog een rol spelen in ‘de zucht naar een gezond lichaam’: “een steeds groter gedeelte van de werkende bevolking in Nederland is zzp’er. Het vangnet bij ziekte is kleiner geworden, de eigen bijdrage van de zorgverzekering verhoogd. Er zijn zelfs zorgverzekeringen waar je korting krijgt als je een sportschoolabonnement hebt. Er is niemand anders verantwoordelijk voor je welzijn dan jijzelf. Niet de voedingsindustrie, niet je opdrachtgevers, niet de overheid. Dat is de neoliberale nachtmerrie – of droom, als je erin gelooft.”[77]

Een fit lichaam als voorwaarde voor zelfredzaamheid. Zo ziet ook socioloog Zygmunt Bauman het. Fit zijn betekent volgens hem dat je een flexibel lichaam hebt dat klaar is voor allerlei nieuwe ervaringen en uitdagingen, waarvan het onmogelijk van tevoren valt te voorspellen hoe die eruit zullen zien.[78]

In de jaren ’70 van de vorige eeuw nam het diëten in de hele westerse wereld een vlucht. Toen werden de effecten zichtbaar van de toegenomen welvaart en de veranderingen in de economie, die maakten dat meer mensen zittend werk deden en dat een goede eerste indruk in de opkomende diensteneconomie bovendien steeds belangrijker werd. Samen met de verspreiding van allerlei apparaten die ons ook daarbuiten werk uit handen namen, zoals bijvoorbeeld auto’s, wasmachines en stofzuigers, zorgde dat voor een afname van de lichamelijke inspanning. Terwijl we wel steeds meer calorieën binnenkregen. Zo werden we zwaarder en namen de risico’s op welvaartsziekten toe.

Tegelijkertijd werd het lichaam steeds belangrijker geacht. Enerzijds als canvas voor zelfontplooiing, anderzijds als instrument om je staande te houden in een gaandeweg steeds competitievere wereld. Zo nam de druk om op je lijn te letten toe. Een trend die, ongeacht plus size-modellen en de body positivity beweging, tot op de dag van vandaag voortduurt.

Ondanks die druk, worden we toch steeds zwaarder. Inmiddels heeft meer dan de helft van de Nederlanders overgewicht, met alle gevolgen voor onze gezondheid van dien.[79] De meeste mensen die proberen om door middel van een dieet iets aan hun overgewicht te doen, slagen daar niet in. 90% van hen valt op termijn niet af; 30% komt uiteindelijk zelfs weer meer aan dan ze waren afgevallen.[80] Daarbij maakt het overigens geen verschil of je een vetarm of een koolhydraatarm dieet volgt, zo blijkt uit Amerikaans onderzoek. De resultaten van beide diëten waren gemiddeld vergelijkbaar, maar wat wel opviel is de grote individuele verschillen binnen elke soort dieet. Sommigen vielen van een dieet in eerste instantie vele kilo’s af, terwijl anderen van hetzelfde dieet juist vele kilo’s aankwamen.[81] Maar ook die eerste groep loopt groot risico op termijn weer terug te keren op het oude gewicht of erger. Streng vermageren blijkt juist de kans op obesitas sterk te vergroten.[82]

Diëten is net als veel van de algemene zelfhulpmethoden een voorbeeld van een individuele oplossing voor iets wat sterk wordt beïnvloed door de maatschappij waarin we leven. Die is wel obesogeen genoemd. Dat wil zeggen dat ze aanzet tot dik worden. In de woorden van hoogleraar Jaap Seidell: “Dik zijn of worden is normaal in een omgeving die – uit oogpunt van de handhaving van een gezond gewicht – de laatste vijftig jaar abnormaal is geworden.”[83] Diëten die ons geluk beloven, zoals inmiddels op de markt, ten spijt, als we de omstandigheden niet weten te veranderen, zullen we met zijn allen niet snel minder zwaar worden.

———–

Hoe meer een boek wordt verkocht en gelezen, des te meer het zegt over wat er leeft in de maatschappij. Om na te gaan welke dieetboeken massaal werden gelezen heb ik gekeken naar de eindejaarslijsten van het CPNB. Die gaan terug tot 1992. Voor de periode daarvoor heb ik geput uit de Libris non fictie jaarlijst. Die lijsten gaan terug tot 1983. Voor die tijd zijn er geen gegevens. De megaseller uit de jaren ’70 van Robert Atkins heb ik aan mijn lijst toegevoegd. Ter contrast beschrijf ik de van de jaren ’30 tot en met de jaren ’50 zeer populaire Kanarie-boekjes.

Dieetboeken in de jaarlijsten
Met tussen haakjes de jaren dat ze in de eindejaarslijst voorkwamen.

Robert C. Atkins – Dr. Atkins’ dieetrevolutie (–)
H & M Diamond – Een leven lang fit, (1989, 1990, 1991, 1992)
Joost Drenthe en Christine Kijlstra – De pond-per-dag methode (1992)
Michel Montignac – Ik blijf jong want ik eet beter (1997)
Michel Montignac – Recepten en menu’s (1997)
Michel Montignac – Zij is slank want zij eet! (1997)
Ria Tummers – Slank & snel. Montignac fast cuisine (1997, 1998)
Michel Montignac – Ik ben slank want ik eet! (1997, 1998)
Francis van Arkel – Montignac op klompen (1998)
Ria Tummers –Montignac stap voor stap (1998)
Robert C. Atkins – Dr. Atkins’ nieuwe dieetrevolutie (2004)
Arthur Agatston – Het South Beach diet (2004)
Sonja Bakker – Bereik je ideale gewicht (2005, 2006, 2007, 2008)
Sonja Bakker – Bereik je ideale gewicht voor kinderen én tieners (2006)
Sonja Bakker – Bereik én behoud je ideale gewicht (2006, 2007, 2008)
Sonja Bakker – Zomerslank met Sonja (2007, 2008)
Sonja Bakker – Gezond genieten met Sonja (2007, 2008)
Frank van Berkum – Gezond slank met Dr. Frank (2010, 2011)
Frank van Berkum – Gezond slank met Dr. Frank Deel 2 (2011)
Sonja Bakker – Bereik je ideale gewicht! Deel 2 (2011)
Mike Moreno – Het 17 dagendieet (2012)
Kris Verburgh – De Voedselzandloper (2012, 2013)
Mieke Kosters – Het geheim van slanke mensen (2013)
Fajah Lourens – Killerbody dieet (2016, 2017)
Fajah Lourens – Killerbody 2 (2017)
Marjolein Dubbers – Het energieke vrouwen voedingskompas (2017)
Aseem Malhotra & Donal O’Neill – Het Pioppi dieet (2018)
Sonja Bakker – Summerproof met Sonja (2019)
Natalia Rakhorst & Walter Rakhorst – Afvallen met gezond en vooral lekker eten (2019)

In dit stuk komt tevens het veel verkochte boek van Allen Carr langs:
Allen Carr – Stoppen met roken (1997, 1998, 1999, 2000, 2001)


[1] Kosters, M. (2015) Van XL naar S Amsterdam: Carrera

[2] Door de geschiedenis heen zijn onze normen over vet en gewicht continu verschoven. Zie: Stearns, P. N. (1997) Fat history. Bodies and beauty in the modern west. New York: New York university press; Forth, C. E. (2019) Fat. A cultural history of the stuff of life. Londen: Reaktion books; Pieterman, R. (2017) Gewicht zit niet tussen de oren. Beleid en wetenschap in perspectief.  Amsterdam: Amsterdam University press

[3] Zie voor de Kanarie-boekjes het eerste hoofdstuk van AEX van de ziel. Het waren kleine boekjes van 50 à 60 pagina’s die van de jaren ’30 tot en met de jaren ’50 werden uitgegeven door N.V. Maandblad Succes in Den Haag.

[4] Pieterman (2017)

[5] Stearns (1997)

[6] Stunkard, A. J. (2000) ‘Factors in obesity: current views’ in: M. Pena & J. Bacallao Pan eds.: Obesity and Poverty: A New Public Health Challenge Washington: American Health Organization. Maar er zijn ook aanwijzingen dat de rijkeren in de rijke landen aan een inhaalslag bezig zijn: Kinge, J.M., Bjørn Heine Strand, Stein Emil Vollset & Vegard Skirbekk: ‘Educational inequalities in obesity and gross domestic product: evidence from 70 countries’ in: Journal of Epidemiology and Community Health, 2015 December 69(12): p. 1141-1146.

[7] Stearns (1997)

[8] Kanarie-boekje no. 61: Briedé, A. (1938?) Veilig en prettig slank worden Den Haag: N.V. Maandblad Succes, p. 9

[9] Kanarie-boekje no. 61, p. 58. Mijn cursivering.

[10] Foxcroft, L. (2011) Calories & corsets. A history of dieting over 2,000 years Londen: Profile books

[11] Forth (2019)

[12] Foxcroft (2011)

[13] Althans, geen koolhydraten in de eerste fase en ook daarna slechts een minimale hoeveelheid. Atkins, R. C. (1975) Dr. Atkins’ dieetrevolutie Baarn: Bosch & Keuning.

[14] Schuyt, C.J.M. & E. Taverne (2000) 1950. Welvaart in zwart-wit. Den Haag: Sdu Uitgevers, p.275-276

[15] https://isgeschiedenis.nl/longreads/snacks-snackcultuur-en-buitenshuis-eten-in-nederland-1920-1980

[16] Brinkgreve, C. & M. Korzec (1978) ‘Margriet weet raad’ gevoel, gedrag, moraal in Nederland 1938-1978 Utrecht: Het Spectrum, p. 79-80

[17] Seidell, J. & J. Halberstadt (2014) Het voedsellabyrint. Een weg uit het doolhof van eetadviezen en -trends Amsterdam: Atlas Contact; https://isgeschiedenis.nl/longreads/snacks-snackcultuur-en-buitenshuis-eten-in-nederland-1920-1980

[18] Huijer, M. (2013) Discipline. Overleven in overvloed Amsterdam: Boom

[19] Bomans, G. & en M. van der Plas (1969) In de kou. Utrecht: Ambo, p. 158

[20] Mackenbach, J.P.  (1993) ‘De epidemiologische transitie in Nederland’ in: Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde 137, nr. 3. p. 132-138

[21] Pieterman (2017)

[22] SCP (1998) Sociaal en cultureel rapport 1998. 25 jaar sociale verandering Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau

[23] Jansen van Galen, J. (1980) Het Ik-Tijdperk Den Haag: HP B.V. Haagse Post, p. 136

[24] https://anderetijden.nl/aflevering/441/Lijnen

[25] Stearns (1997); Stokvis, R. & I. van Hilvoorde (2008) Fitter, harder & mooier. De onweerstaanbare opkomst van de fitnesscultuur Amsterdam: Het sporthuis

[26] Atkins (1975)

[27] Stearns (1997)

[28] Van Berkum, F. (2010) Gezond slank met Dr. Frank Amsterdam: Uitgeverij Carrera; Agatston, A. (2004) Het South Beach dieet Houten: Unieboek; Montignac, M. (1996) Zij is slank want zij eet! Valkenswaard: Nutrimont/Artulen

[29] Foxcroft (2011); Whelan, C. B. (2004) Self-Help Books and the Quest for Self-Control in the United States 1950-2000 Proefschrift University of Oxford

[30] https://anderetijden.nl/aflevering/441/Lijnen

[31] Atkins, R. C. (2004) Dr. Atkins’ nieuwe dieetrevolutie Baarn: De Kern, p. 8

[32] https://www.wsj.com/articles/SB107637899384525268; https://theskepticalcardiologist.com/2019/11/29/the-distortion-of-the-death-of-dr-robert-atkins-continues/ Overigens wordt er tot op de dag van vandaag net zo fel gedebatteerd over Ancel Keys en zijn bevindingen. In Nederland bijvoorbeeld tussen de hoogleraren Martijn Katan van de VU, die stelt dat Keys postuum een Nobelprijs verdient, en Hanno Pijl van het LUMC, die Keys’ oekazes tegen vet de schuld geeft van het feit dat wij tegenwoordig zo veel koolhydraten eten. Zie respectievelijk: ‘De tragiek van Ancel Keys’ in NRC: 4 maart 2017 & De Morgen, 24 januari 2017 p. 16. De auteurs van het Pioppi-dieet nemen ook afstand van Keys en stellen dat hij bewust resultaten heeft vervalst, omdat hij werd betaald door de suikerindustrie.

[33] Diamond, H. & M. Diamond (1987) Een leven lang fit Baarn: De Kern, p. 24

[34] Diamond (1987), p. 19, 29. Hierin vertoont de methode van de Diamonds veel overeenkomsten met De pond-per-dag methode van Joost Drenthe en Christine Kijlstra, dat in 1992 de eindejaarslijst haalde.

[35] Diamond (1987), p. 14. In dit kader past ook het in 1992 op de Nederlandse markt verschenen Stoppen met roken van Allen Carr. Het is van 1997 tot en met 2001 in de eindejaarslijsten terug te vinden.

[36] Diamond (1987), p. 103

[37] Jansen van Galen (1980), p. 138

[38] Stokvis (2008)

[39] Stokvis (2008)

[40] Geciteerd in: Schwartz, H. (1986) Never satisfied, A cultural history of diets, fantasies and fat New York: The free press, p. 335. Fonda liet haar aerobicsoefeningen vergezeld gaan van dieettips, die wel wat weghebben van wat de Diamonds aanraden: veel fruit en groenten, vergezeld van voldoende vezels en weinig vet en vlees.

[41] Forth (2019)

[42] Zeegers, W. (1988) Andere tijden, andere mensen. De sociale representatie van identiteit Amsterdam: Bert Bakker, p. 211

[43] Norton, K. I., T. S. Olds, S. Olive, & S. Dank (1996) ‘Ken and Barbie at life size.’ In: Sex Roles: A Journal of Research, 34 (3-4), p. 287–294.

[44] Madsen, J. O. (2015) Optimizing the self. Social representations of self-help Londen, New York: Routledge, p. 41

[45] https://retro.nrc.nl/W2/Lab/Profiel/Overgewicht/industrie.html

[46] Montignac, M. (1992) Ik ben slank want ik eet! Valkenswaard: Nutrimont/Artulen, p. 233

[47] Bauman, Z. (2000) Liquid modernity Cambridge: Polity press, p. 128

[48] Geciteerd in: Pieterman (2017)

[49] Carr (1992), p. 23-24

[50] Geciteerd in: Pieterman (2017)

[51] Pieterman (2017)

[52] Bakker, S. (2006b) Bereik én behoud je ideale gewicht Bergen: Uitgeverij De Zonnestraal, p. 17

[53] Bakker (2006b), p. 10

[54] Bakker, S. (2006) Bereik je ideale gewicht voor kinderen én tieners Bergen: Uitgeverij De Zonnestraal, p. 10

[55] Boon, M. & L. van Rossum (2019) Vet belangrijk. Feiten en fabels over voeding, vetverbranding en verborgen vetmakers Amsterdam: Ambo Anthos

[56] Dubbers, M. (2016) Het energieke vrouwen voedingskompas Utrecht: Kosmos uitgevers, p. 13, 14

[57] Dubbers (2016), p. 17, 26

[58] Madsen (2015)

[59] Verburgh, K. (2012) De Voedselzandloper Amsterdam: Bert Bakker, p. 9

[60] Verburgh (2012), p. 8. Overigens benoemde bijvoorbeeld ook Michel Montignac ‘jong blijven’ al als doel van zijn dieet, getuige bijvoorbeeld de titel Ik blijf jong want ik eet beter. Hij gaat er daarbij van uit dat we streven naar het ideaalbeeld van ‘jezelf als 25-jarige’. Montignac (1992), p. 57-58.

[61] Verburgh (2012), p. 9

[62] Verburgh (2012), p. 312, 311

[63] Zeegers (1988), p.210-211

[64] https://nos.nl/artikel/2261872-emile-ratelband-mag-geen-49-worden.html#:~:text=Het%20verzoek%20van%20Emile%20Ratelband,veel%20jonger%20zegt%20te%20voelen

[65] https://www.vn.nl/leeftijd-telt-niet-meer-de-levensstijl-telt/

[66] Lourens, F. (2016) Killerbody dieet Utrecht: Kosmos uitgevers; Lourens, F. (2017) Killerbody 2 Utrecht: Kosmos uitgevers

[67] Elfie Tromp, Gelukkige mensen worden geen fitgirl. Vrij Nederland, 14 september 2019

[68] Ernée Derckx en Bram van Vulpen, Ziek gezond Groene Amsterdammer, 27 september 2017


[69] Curran, T. & A. P. Hill (2019) ‘Perfectionism Is Increasing Over Time: A Meta-Analysis of Birth Cohort Differences From 1989 to 2016’ in: Psychological Bulletin Vol. 145, No. 4, p. 410 – 429

[70] Tromp (2019)

[71] Lourens (2017), p. 16. Overigens adviseerde ook Mieke Kosters in Het geheim van slanke mensen al zo’n voor en na-foto: Kosters, M. (2011) Het geheim van slanke mensen Amsterdam: Carrera

[72] Van Berkum, F. (2011) Gezond slank met Dr. Frank Deel 2 Amsterdam: Uitgeverij Carrera, p. 31-32

[73] Zie ook het essay ‘Voortdurend optimaliseren’ van Jia Tolentino in: Tolentino, J. (2020) Spiegeldoolhof. Reflecties op zelfbedrog Amsterdam: De Geus

[74] Ratelband, E. (1995) Tsjakkaa! Blaricum: Andromeda

[75] Lourens (2016), p. 203

[76] Zie hoofdstuk 6 van AEX van de ziel.

[77] Tromp (2019)

[78] Bauman (2000). Zie ook: McGee, M. (2005) Self-help, Inc. Makeover culture in American life Oxford: Oxford University Press, p. 86

[79] https://www.volksgezondheidenzorg.info/onderwerp/overgewicht/cijfers-context/huidige-situatie#node-overgewicht-volwassenen

[80] http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/ziekten/62827-cijfers-en-feiten-over-welvaartsziekten.html

[81] Onderzoek beschreven in: Boon & Van Rossum (2019)

[82] http://mens-en-gezondheid.infonu.nl/ziekten/62827-cijfers-en-feiten-over-welvaartsziekten.html

[83] Zo zei hij in een aflevering van het televisieprogramma Andere tijden: https://anderetijden.nl/aflevering/441/Lijnen